Muntgeld in de 15e eeuw
In de 15e eeuw kwamen voornamelijk penningen, grooten en dubbele grooten of stuivers voor. In rekeningen werden nog steeds grote bedragen genoteerd in schellingen en ponden, zoals ook in de 14e eeuw. We hebben dan vooral in omloop:
- Oude kleine zilveren penningen die al sinds eeuwen circuleerden.
- Verschillende grooten, zoals een Vlaamse groot van 12 penningen en een Brabantse groot van 8 penningen.
- Een dubbele groot of stuiver.
- Dubbele stuivers
- Goudguldens van 20 stuivers.
En op papier kenden we ook:
- Een schelling van 12 grooten. Pas eind 15e eeuw werden de eerste schellingen geslagen.
- De pond van 6 gulden, 20 schellingen of 240 grooten. Een pond heeft hier nooit als munt bestaan.
Ook in de 15e eeuw was er sprake van inflatie. Men bleef deze eeuw munten slaan met een lager gehalte of gewicht dan de vorige emissie. Het was lastig om de waardevermindering van geld te stoppen, maar in 1433 voerde Philips een uniforme regeling in met de Vlaamse groot als nieuwe standaard. Er kwam ook een dubbele groot of vierlander die in alle gebieden in omloop kwam en daardoor een succesvolle munt werd.
In de 15e eeuw kwamen voornamelijk penningen, grooten en dubbele grooten of stuivers voor. In rekeningen werden nog steeds grote bedragen genoteerd in schellingen en ponden, zoals ook in de 14e eeuw. We hebben dan vooral in omloop:
- Oude kleine zilveren penningen die al sinds eeuwen circuleerden.
- Verschillende grooten van 8 tot 12 penningen.
- Een dubbele groot of stuiver.
- Dubbele stuivers
- Goudguldens van 20 stuivers.
En op papier kenden we ook:
- Een schelling van 12 grooten. Pas eind 15e eeuw werden de eerste fysieke schellingen geslagen.
- De pond van 6 gulden, 20 schellingen of 240 grooten. Een pond heeft hier nooit als munt bestaan.
Ook in de 15e eeuw bleef men munten slaan met een lager gehalte of gewicht dan de vorige emissie. Het was lastig om de waardevermindering van geld te stoppen, maar in 1433 voerde Philips een uniforme regeling in met de Vlaamse groot en dubbele groot of Vierlander als nieuwe standaarden.

Koopkracht van veel voorkomende munten in de 15e eeuw (t.o.v. euro's in 2025) was:
Munt | Koers | 1400 | 1425 | 1450 | 1475 |
---|---|---|---|---|---|
Penning | 1/12e groot | € 0,45 | € 0,4 | € 0,3 | € 0,25 |
Groot | 1/2e stuiver | € 5,5 | € 4,4 | € 3,5 | € 3,0 |
Dubbele groot | 1 stuiver | € 11 | € 8,8 | € 7,0 | € 6,0 |
Goudgulden | 20 stuivers | € 210 | € 180 | € 140 | € 120 |
Gemiddeld dagloon van een geschoolde arbeider in de 15e eeuw:
Jaar | Inkomen per dag | Uitbetaling |
---|---|---|
1400 | 3 stuivers | In (dubbele) grooten |
1425 | 4 stuivers | In (dubbele) grooten |
1450 | 4 stuivers | In (dubbele) stuivers |
1475 | 5 stuivers | In (dubbele) stuivers |
1500 | 5 stuivers | In (dubbele) stuivers |
Voeding
In de 15e eeuw hadden de markten dezelfde functie als in de 14e eeuw. Het was de centrale plek om artikelen te verhandelen en tevens een ontmoetingsplek om nieuws uit te wisselen. Het was vaak nog vrij ongeorganiseerd en de hygiëne liet vaak te wensen over. Naast de producten uit de 14e eeuw kwamen er ook nieuwe producten bij, zoals suiker, tabak en specerijen. Maar vooralsnog waren die met prijzen van 20 tot 40 groot per pond voorbehouden aan de meer welgestelde klasse.
In de 15e eeuw waren veel prijzen hoger dan in de 14e eeuw als gevolg van een grotere bevolkingsgroei en de gevolgen van rampzalige gebeurtenissen zoals de Sint-Elisabethvloed, pestepidemieën en de Honderdjarige oorlog.
Prijzen fluctueerden sterk, maar waren gemiddeld:
- Een roggebrood (kilo): 1 groot
- Een liter bier of liter melk: 1 groot
- Een dozijn eieren: 1 groot
- Een pond kabeljauw: 2 groot
- Een pond boter of kaas: 2 tot 3 groot
- Een pond varkensvlees: 4 groot
- Een pond rundvlees: 6 groot
Na het einde van de Stichtse oorlog tussen Utrecht en omringende gebieden in 1384 waren veel groothandelsprijzen gedaald. Tappers mochten toen niet meer vragen dan een halve groot voor een mengel (1,2 liter) binnenlands bier, zes en halve groot voor een mengel Malvisei (Griekse wijn) en niet meer dan 4 groot voor een mengel rijnwijn. Je kon drank overigens ook in een halve mengel (pint) en kwart mengel bestellen.
Een ambachtsman had een karig menu. Wat roggebrood en wat melk. Of een combinatie hiervan om wat pap te maken. Afhankelijk van de regio en het seizoen ook wat vis, kaas, groente of fruit. Of men maakte hier een stoofpot of soep van. Vlees was doorgaans niet betaalbaar, tenzij dat toevallig in de buurt voorhanden was. Meer welgestelde mensen hadden meer keuze, zoals verschillende brood- en kaassoorten, vlees en vis en soms ook exotische ingrediënten, zoals specerijen, suiker en gedroogd fruit. Naast bier hadden ze ook betere wijnen.
Kleding
In de Nederlanden van de 15e eeuw droegen mannen doorgaans een lange tuniek die tot op de knieën viel, met daaroverheen een korte jas met wijde mouwen die tot halverwege de bovenarm reikte. De jas was vaak versierd met bont of borduursel en werd op de borst dichtgeknoopt met kleine knopen of haakjes. Onder de tuniek droegen mannen een nauwsluitende broek die tot aan de enkels reikte en sokken of kousen die daaroverheen werden getrokken. Daarnaast droegen mannen een hoofddeksel, zoals een muts of een hoed.
Vrouwen droegen in de 15e eeuw vaak lange, wijde gewaden met een strak lijfje en een laag uitgesneden hals. De mouwen waren wijd en liepen uit in een puntige vorm. Over het gewaad droegen vrouwen een overkleed dat open was aan de voorkant en dat aan de borst en de schouders met koorden werd vastgemaakt. Het overkleed was vaak versierd met borduursel en had vaak lange, sierlijke mouwen. Onder het gewaad droegen vrouwen een nauwsluitende onderjurk die tot aan de enkels reikte en die vaak was versierd met borduursel. Vrouwen droegen ook hoofddeksels, zoals een hoofddoek of een sluier.
De prijzen van kledingstukken stegen met de prijzen mee. Er kwamen in de 15e eeuw wel meer variaties, luxere materialen, mogelijkheden om de kwaliteit te verbeteren en om decoraties te verfraaien. Daardoor kwamen er meer duurdere kledingstukken. Voor een eenvoudige wollen tuniek moest men 3 tot 5 schellingen betalen, afhankelijk van de kwaliteit. Een wollen mantel, die vaak wat duurder was vanwege het gebruik van dikkere en warmere stof, zou 4 tot 8 schellingen hebben kunnen kosten. Een zijden overkleed of jurk voor vrouwen van hogere sociale klassen of adel was aanzienlijk duurder en kostte al snel 20 schelling (6 goudguldens) of meer.
Hoofddeksels zoals hoeden waren populair bij mannen van verschillende sociale klassen. Een hoed van goede kwaliteit, mogelijk gemaakt van wol of linnen en versierd met een eenvoudige band, zou 2 tot 5 schellingen kunnen kosten. Eenvoudige onderkleding, zoals linnen hemden en broeken, werden vaak gedragen om de huid te beschermen tegen de buitenste kledinglagen. Deze konden 6 grooten tot een schelling kosten, afhankelijk van de kwaliteit van het linnen. Eenvoudige leren schoenen kostten ongeveer 4 schellingen, afhankelijk van de kwaliteit. Laarzen of luxere schoenen met fijner leer waren een stuk duurder en konden al snel een paar goudguldens kosten.
Wonen
In de 15e eeuw stegen de huurprijzen van woningen in de Nederlanden vergeleken met de 14e eeuw. Over het algemeen werden eenvoudige huizen gehuurd door ambachtslieden en waren luxere huizen voorbehouden aan welgestelde burgers.
Een voorbeeld van een eenvoudig huis dat in de 15e eeuw werd gehuurd door een ambachtsman was een huis met een kleine werkplaats, een eenvoudige kamer met een bedstede, een open haard en een kleine keukenhoek. De huurprijs hiervan was ongeveer 3,5 grooten per week of 15 grooten per maand. Een luxere woning in de 15e eeuw was een stenen huis met meerdere kamers en een eigen binnenplaats. Dit soort huizen werden vaak gehuurd door meer welgestelde burgers. De huurprijs hiervan varieerde afhankelijk van de locatie en grootte, maar kon oplopen tot 60 grooten of 1½ goudgulden per maand. De huurprijs van grote woningen in centra van grotere steden kon wel oplopen tot 5 goudguldens of meer per maand.
De St Jakobsparochie in Gent verhuurde in 1492 in totaal 91 woningen aan ongeschoolde arbeiders. De huur varieerde van 2 tot 10 grooten per maand. Dat kwam neer op ½e groot tot 2½e groot per week. Dat was relatief goedkoop, maar de goedkoopste variant was niet veel meer dan één kleine ruimte.

Eenvoudig 15e eeuws huis in een stad voor bijvoorbeeld een timmerman

Statig 15e eeuws huis in een stad voor bijvoorbeeld een dokter
Overnachten
In de 15e eeuw was reizen, net als in de 14e eeuw, een uitdagende en vermoeiende onderneming en mogelijkheden voor overnachten waren vaak eenvoudig. Als men onderweg moest overnachten sliep men veelal onder een boom of in een schuur. Of als je geluk had kreeg je onderdak bij particulieren of kloosters. Maar er waren ook herbergen langs belangrijke handelsroutes en in steden en dorpen. Omdat de handel in de 15e eeuw verder opbloeide met een toenemend aantal reizigers en handelaren, nam het aantal herbergen in stedelijke gebieden toe. Er kwam meer regelgeving van lokale autoriteiten en gildes om de kwaliteit te waarborgen. Zo kwamen er betere en schonere bedden en optioneel verwarmde slaapplekken. Maar verder leken herbergen nog veel op de herbergen uit de 14e eeuw.
Een herberg die mogelijk in de 15e eeuw bestaan heeft was herberg De Zilveren Leeuw. Herberg De Zilveren Leeuw was een schilderachtige herberg gelegen aan de rand van een levendig stadje. Het gebouw had vakwerk muren en een dak van stro. Een houten uithangbord toonde een afbeelding van een zilveren leeuw, een symbool van kracht en gastvrijheid. De herberg was een welkome tussenstop voor reizigers.
Reizigers konden kiezen uit eenvoudige kamers met houten bedden en dikke dekens of een comfortabelere optie met zachter stro, linnengoed en soms ook verwarming in de vorm van een haardvuur. Een eenvoudige kamer kostte gemiddeld 4 stuivers per nacht en een meer comfortabele kamer tot wel 8 stuivers per nacht. Voor reizigers met een beperkt budget was een plekje op een slaapzaal beschikbaar voor 2 stuivers per nacht. De herberg serveerde stevige maaltijden. Gasten konden genieten van versgebakken brood, hartige stoofpot, groenten en eenvoudige lokale kazen. Prijzen van maaltijden vanaf 2 stuivers. De Zilveren Leeuw beschikte over gemeenschappelijke wasruimtes en houten badkuipen waar reizigers zich konden opfrissen. Warm water werd tegen een extra vergoeding van 2 stuivers verstrekt. De herberg bood voor gasten een gezellige ontmoetingsruimte met open haard. Je kon er ook terecht voor alleen een drankje. De herberg schonk vruchtensappen en lokale bieren voor meestal 1 stuiver per pint (0,6 liter) en zoete wijn voor 3 stuivers. Rekeningen werden meestal aan het einde van het verblijf afgerekend en konden worden betaald met contant geld of in ruil voor goederen.
Timmerman
Het beroep van timmerman was inhoudelijk in de 15e eeuw ongeveer gelijk aan de 14e eeuw. Wel ontstonden er meer gilden voor specialisaties, zoals het in die tijd gecompliceerde houtskeletbouw of voor het maken van specifieke meubels. Halverwege de 15e eeuw waren de inkomsten gemiddeld 6 grooten per dag voor het maken van meubels tot 9 grooten per dag voor werken aan een houtskeletbouw. Gemiddeld 8 grooten per dag. Met 6 dagen werken per week kwam dat neer op 48 grooten of 24 stuivers per week. Vaak ook nog 2 grooten per week extra voor het geven van les aan een leerling timmerman. De gemiddelde uitgaven bij een inkomen van 50 grooten per week waren ongeveer:
- Voedsel voor het gezin: 25 grooten
- Brandhout: 2 groot
- Kaarsen: 4 grooten
- Huur incl. werkruimte: 3 á 5 grooten
- Onvoorziene uitgaven: 2 grooten
- Sparen voor kleding e.d. 5 grooten
- Lidmaatschap gilde: 1 groot
- Materialen en gereedschappen: 5 grooten
- Opzij leggen voor tijden zonder werk: 2 grooten
Een groot deel van het inkomen ging dus naar eenvoudig voedsel. En dan nog was het vaak noodzakelijk om dit aan te vullen met eigen groenten en fruit of vlees van eigen dieren of jacht. Soms kon een timmerman een paar stuivers per week extra verdienen met de verkoop van eigen producten. Veel geld voor kleding was er ook niet. Voor één eenvoudige tuniek moest al snel 2 maanden gespaard worden.
Dokter
In de 15e eeuw kwam meer kennis beschikbaar over de anatomie van het menselijk lichaam. En dankzij de drukpers kon die kennis beter verspreid worden. Wel ontstonden behandelingen op basis van astrologie en alchemie, waardoor lang niet alle behandelingen effectief waren of zelfs gevaarlijk waren. Verder kwamen de soort behandelingen en bijbehorende tarieven ongeveer overeen met de 14e eeuw, zoals het voorbeeld van een vooraanstaande dokter bij de 14e eeuw met een inkomen van 120 grooten per week. In de 15e eeuw zal dat een inkomen zijn geweest van 240 grooten per week ofwel 6 gulden. De wekelijkse uitgaven stegen tot 150 grooten per week, dus hield een vooraanstaand arts nog genoeg over voor een welvarend bestaan.

Dokter in de 15e eeuw, David van der Kellen. De dokter bekijkt de urine van de patiënt. De patiënt zit op een kruk en praat met een geestelijke (online collectie Rijksmuseum)
Vermaak
In de 15e eeuw waren kermissen en jaarmarkten een belangrijk onderdeel van het dagelijkse leven in steden en dorpen in Europa. Deze evenementen waren niet alleen bedoeld als een gelegenheid om goederen te kopen en te verkopen, maar ook als een sociale gebeurtenis, waar mensen elkaar konden ontmoeten, feesten en genieten van amusement. Kermissen in de 15e eeuw waren vaak kleurrijke en levendige evenementen, met kraampjes die een breed scala aan goederen verkochten, waaronder kleding, schoenen, hoeden, sieraden, speelgoed en huishoudelijke artikelen. Er waren ook kraampjes die eten en drinken verkochten, zoals gebak, snoep, geroosterd vlees, bier en wijn. Er waren ook attracties zoals wedstrijden, optochten, muziek- en toneelvoorstellingen, en andere vormen van entertainment, zoals acrobaten, jongleurs, clowns en beren. Jaarmarkten in de 15e eeuw waren vergelijkbaar met kermissen, maar ze waren vaak groter en hadden meer kraampjes en attracties. Ze vonden meestal eenmaal per jaar plaats en trokken handelaren uit verschillende regio's en landen. Voorbeelden van huishoudelijke artikelen die je daar kon kopen waren:
- Een koperen pan: 2-3 grooten
- Een houten lepel: 1 groot
- Een houten tafel: 3-10 grooten
- Een houten stoel: 1-5 grooten
- Een houten kist: 3 grooten
- Een wollen tapijt: 10-15 grooten
- Een kaars: 1/2e groot
- Een kaarsenhouder: 1-2 grooten
Luxere artikelen waren ook te koop, maar alleen betaalbaar voor de welgestelden. Voorbeelden zijn:
- Een zijden gewaad: tussen 1 en 4 schelling, afhankelijk van de kwaliteit en versiering.
- Een gouden ring met edelsteen kon wel 1 tot 2 pond kosten, afhankelijk van de edelsteen.
- Een wandtapijt vanaf 4 schelling tot ruim een pond, afhankelijk van de grootte en kwaliteit.
- Een spiegel kostte tussen 1 en 3 schelling, afhankelijk van de grootte en kwaliteit.
- Geurende oliën en parfums: tussen de 2 en 10 grooten, afhankelijk van de geur en de kwaliteit van het product.
- Exotische goederen zoals porselein en ivoor waren kostbaar met prijzen vanaf 4 schelling tot 2 pond of meer.
Voorbeelden van munten die in de 15e eeuw in de Nederlanden circuleerden
een dubbele groot of kromstaart van Jan Zonder Vrees, Vlaanderen (1418). De koopkracht van een dubbele groot was begin 15e eeuw vergelijkbaar met zo’n 9 euro in 2025.


Een dubbele groot of vierlander van Philips de Goede, Bourgondische Nederlanden (1434-1454).


Een dubbele stuiver of dubbel vuurijzer van Maria van Bourgondië uit 1478, Bourgondische Nederlanden. De koopkracht van een dubbele stuiver was eind 15e eeuw vergelijkbaar met zo’n 12 euro in 2025.

